Loopgraven
De voorposten dienden om de eerste klappen op te vangen en werden gesitueerd op plaatsen waar de inundaties smal waren, op de keerkades en/of bij toegangswegen. Kapitein J. van der Heijden had het commando over zo’n honderdvijftig manschappen. Voorposten Stoutenburg bestond uit loopgraven met een lage aarden wal en lagen in een weiland waar al in 1938 een deel van het Stoutenburgse bos gerooid was. Het terrein met de loopgraven lag tussen de Hessenweg ter hoogte van boerderij ’t Kwade Gat en kasteel Stoutenburg, precies tussen de Stoutenburgerlaan en de Emelaarseweg, en bewaakte en verdedigde de toegangsweg naar Amersfoort vanuit het oosten: de Hessenweg (toen Barneveldseweg genaamd).
Kanonnen
De vier ‘stukken geschut’ in de gevechtsopstellingen achter de voorposten konden de boerderijen waar de vijand zich bevond niet raken. Daarom zijn er twee kanonnen uit de stelling gehaald en in het vrije veld gezet. De ene werd naast de loopgraaf in het open veld aan de rand van het bos opgesteld, de andere net vóór de loopgraafstelling, langs de huidige Hessenweg, eveneens open en bloot in het veld. Zo konden de boerderijen waarin de Duitsers zich hadden verschanst met brisantgranaten worden bestookt. Er werd geschoten op alles wat verdacht was. De Duitse granaatwerper werd uitgeschakeld en de soldaten in de mitrailleuropstellingen zijn gedood of gevlucht.
Het uit de stelling halen van de stukken geschut was zeer gevaarlijk want de Nederlandse militairen werden flink beschoten door mortier- en mitrailleurvuur. Niemand werd geraakt, ‘Het waren slechte schutters’, zo schreef korporaal A. Drenth, een van de militairen die bij deze actie betrokken was (bij het stuk bij de Hessenweg) jaren later in zijn verslag. Wachtmeester Tj. de Jong, betrokken bij het stuk dat aan de bosrand stond opgesteld, beschreef in hetzelfde rapport, hoe zij onder mortiervuur lagen in het open veld, totdat zij het vijandelijk stuk tot zwijgen hadden gebracht.
Hoewel de Duitsers in eerste instantie de opdracht hadden om snel via de Grebbelinie naar Amersfoort door te breken is op het laatste moment besloten om de doorbraak via Scherpenzeel te bewerkstellingen: generaal Zickwolff concludeerde dat de verdediging vóór Amersfoort (in Achterveld en bij Voorposten Stoutenburg en Asschat) te sterk was.
Later zou blijken dat de vijand zich met één bataljon in Achterveld had opgehouden. De Duitse commandopost bevond zich op boerderij Klein Vinselaar. Twee maal twee compagnieën lagen op ongeveer driehonderd meter tegenover beide voorposten zodat deze allebei ruim zevenhonderd man tegenover zich hebben gehad. De beschietingen door de kanonnen van Voorposten Stoutenburg bleken zeer zuiver gericht geweest te zijn en hebben aan Duitse zijde de grootste verliezen toegebracht. In totaal zijn er in het terrein voor Voorposten Stoutenburg en Asschat tweehonderd Duitsers gesneuveld. Eén van de eerste die sneuvelde bij de Voorposten Stoutenburg was een Hauptmann (kapitein). De vijand was in de veronderstelling dat de voorposten een enorme bezetting hadden, alleen Stoutenburg al, werd ingeschat op duizend man.