Hij ging door het leven als Simpie. Geen mens weet meer waar die naam vandaan kwam. Hij droeg een hoed, waarvan de rand naar beneden hing, en om zijn middel een koetouw. Met een biezenbos op de rug gebonden klopte hij rond 1950 bij huizen en boerderijen in de omgeving aan, om stoelen te matten. Daarnaast verkocht hij veters en pleisters.
Landlopers of schooiers waren enkele van de benamingen die de toenmalige dak- en thuislozen kregen. Omdat types als Simpie het vel van dode koeien stroopten, want dat bracht geld op, werden ze in Achterveld en omstreken ook wel ‘vilders’ genoemd.
Een hoge leeftijd bereikten deze mannen, die bij gebrek aan beter spiritus dronken, over het algemeen niet. Ze kwamen terecht op de algemene begraafplaats aan de Emelaarseweg in Stoutenburg, aangelegd in 1869 en in de volksmond het ‘vilderskerkhof’ genoemd. Gelovigen hadden hun eigen kerkhof.
Bron : AD